top
 
 

Afstellen Boog


r zijn veel instellingen die gevarieerd kunnen worden bij het afstellen van de recurve boog: hoever wijst de pijl naar links of rechts, de button stand, de buttonspanning, de peeshoogte, de oplegger, latten instelling, etc.

Omdat er veel parameters gewijzigd kunnen worden, is het gevaar dat men zich vaak verliest in details. Verander nooit meerdere factoren tegelijk, veel parameters hebben een interactie met elkaar. Hoewel een afstelling of tuning persoons afhankelijk is, is het raadzaam om de richtlijnen en aanbevelingen die in de handleiding van de boog staan, zo nauwkeurig mogelijk op te volgen. Noteer altijd alle afstellingen in een boekje zodat je altijd op je oude afstelling kan terugvallen. Monteer alle accessoires, zoals stabilisatoren, voordat er met afstellen wordt begonnen. Gebruik altijd een set identieke en rechte pijlen. Ook de weersomstandigheden tijdens het afstellen zijn belangrijk: een winderige of regenachtige dag is geen goede omstandigheid voor het afstellen en tunen van een boog. Voordat er met het eigenlijke afstellen begonnen kan worden moet eerst de boog zelf worden afgesteld. Deze instelling wordt de start instelling genoemd. Alle voorbeelden zijn van toepassing op een rechtshandige boog.


1. Centreren latten

Het midden van het middenstuk en latten is het eerste dat bepaald moet worden. Een gemakkelijk hulpmiddel om het midden van de latten te bepalen zijn de Beiter limb line gauges. Deze kunnen snel op de latten worden geklikt waardoor het midden eenvoudig gevonden kan worden. Ga achter je boog staan en breng de pees en de twee limb line gauges in één lijn (soms kun je ter beoordeling ook gebruik maken van de gaten voor de bolt schroeven). Krijg je de uitlijning niet voor elkaar dan zitten de latten scheef in het middenstuk of is het middenstuk iets getordeerd. Indien de boog voorzien is van verstelbare limb pockets dan kunnen de latten vrij eenvoudig gecentreerd worden. Dit is meestal te vinden in de handleiding van je boog.


2. Pijl centrering


Draai de button nu zover naar buiten dat de pijl van achteren gezien ¾ tot 1 pijldikte naar buiten wijst, er van uit gaande dat de pees precies over het midden van de latten loopt. Door de snelheid waarmee de pees naar voren gaat tijdens het lossen zijn de vingers niet in staat de pees over de vingertoppen recht vooruit te laten bewegen. Hierdoor wordt de achterkant van de pijl iets naar buiten gedrukt, waardoor de voorkant van de pijl tegen de button wordt aangedrukt. Tegelijkertijd wordt door de massatraagheid van de pijlpunt de pijlpunt als het ware even vast gehouden. Hierdoor wordt de pijlschacht gebogen, en komt de pijlschacht in trilling. Tijdens de pijlvlucht beweegt de pijlschacht heen en weer (zie onderstaande video).

Content on this page requires a newer version of Adobe Flash Player.

Get Adobe Flash player


Op onderstaande tekening is te zien dat er twee punten zijn (de knopen) op de pijlschacht die “vast liggen”. Het doel van tuning is de knooppunten vanaf het moment dat de pijl van de pees loskomt, gedurende de gehele pijlvlucht in een rechte lijn met het doel te krijgen.




3. Positie van de pijlsteun t.o.v. de button en de pijl

De pijlsteun dient zodanig gemonteerd te worden dat de pijl tegen het midden van de button rust (zie tekening). Door inkt of lippenstift op de pijl aan te brengen kan eenvoudig gecontroleerd worden of de pijl tegen het midden van de button rust. Een te hoge positionering kan er voorzorgen dat de pijl op de button wordt gewipt tijdens uittrekken. Een te lage positionering geeft kans op beïnvloeding van de pijlvlucht. Zorg er voor de button stevig is vast gedraaid, een losse button geeft veel spreiding.

te laag te hoog correct


4. De pijlsteun

De pijlsteun dient een aantal graden om hoog wijzen, zodat de pijl als het ware tegen de button aanduwt. Als de pijlsteun iets naar beneden wijst (2) kan de pijl van de pijlsteun glijden wanneer de pijl door de klikker wordt getrokken. Een horizontale positionering (1) geeft door een instabiele ligging van de pijl een mindere groepering dan een iets omhoog wijzende pijlsteun (3).

recht omlaag correct


De pijlsteun mag als het even kan niet buiten de pijl uitsteken. Dit kan de vlucht van de pijl negatief beïnvloeden, vooral in het horizontale vlak. Indien de pijlsteun te gemakkelijk naar beneden gedrukt kan worden, kan dit spreiding in het verticale vlak geven door verschillen in vingerspanning op de pees. Vooral de lichte carbon pijlen zijn hier gevoelig voor. Dit pleit voor een stijve pijloplegger en een goede vingerzetting.


5. Positie van de veren

Bovenstaande tekeningen laten de meest gebruikte positie van de veren zien. Zorg er voor dat de veren de pijlsteun of button niet kunnen raken. Dit zal de pijlvlucht en vooral de groepering op korte afstand negatief beïnvloeden. Door iets lippenstift of inkt op de veren aan te brengen kan je controleren of de veren de pijlsteun en/of button raken. Indien er iets lippenstift op de pijlsteun of de button achter blijft moet de nok iets verdraaid worden. Helpt dit niet dan moet gekeken worden naar maatregelen die de pijlpassage verbeteren, zoals bijv. kleinere veren.


6. De klikker

De klikker kan het best een hoek van 90º met de pijl maken. Mogelijke verschillen in vingerspanning worden zo minder snel afgestraft. De klikker mag niet zo stijf zijn dat de button wordt in gedrukt door de klikker.



7. Statische tiller afstelling

Omdat de grip niet samenvalt met het middelpunt van de boog moet er een verschil zijn in afstand tussen de pees en de beide latten boven en onder aan het middenstuk. Dit verschil in afstand wordt "tiller" genoemd. De statische tiller kan met een peeshaak gemeten worden en is het verschil in afstand tussen de bovenste lat tot de pees en de onderste lat tot de pees. Normaal gesproken is de bovenste tillerstand hoger dan de onderste. De statische tillering is slechts een controleerbaar getal om de basisafstelling na te lopen. De meeste boogfabrikanten bevelen een tiller verschil van ± 3 mm tot ± 6 mm aan. De meeste recurve schutters zullen ergens tussen de 0 mm en 5 mm kunnen volstaan. Bij barebow kan je zelfs op een negatieve tillerstand uitkomen. De statische tillering heeft invloed op de stabiliteit van het middenstuk tijdens de pijllancering. Tijdens de pijllancering is het belangrijk dat het middenstuk zo stabiel mogelijk is. Het middenstuk kan gezien worden als lanceerplatform dat het langst contact heeft met de pijl.

Om een indruk van de stabiliteit te krijgen kan men de volgende procedure volgen: ga op 10 meter afstand staan terwijl men richt op een 40 cm blazoen. Richt de korrel op het geel en trek erg langzaam de boog uit naar het ankerpunt zonder de trekhand omhoog of naar beneden trekken. Langzaam uittrekken is essentieel anders kan men niet(s) waarnemen. Indien de korrel omhoog beweegt tijdens het uittrekken moet de afstand onderste lat en de pees verlaag worden: draai de onderste lat omhoog in poundage of verlaag de bovenste lat in poundage. Wanneer de korrel naar beneden beweegt moet de afstand de onderste lat en pees verhoogd worden. Indien de korrel na genoeg stil blijft staan is de statische tillering goed. Uit voorafgaande blijkt dat tillering vooral invloed uitoefent op de hoek waaronder het middenstuk zijn postitie t.o.v. de latten inneemt. Ook heeft dit gevolgen op het drukpunt van de hand in de greep en dus op de dynamiek van de boog. Dit betekent dat e.e.a. ook invloed heeft op de nokpunt hoogte.


8. De peeshoogte

De peeshoogte is de afstand van de pees tot het diepste punt in het handvat, het zgn. pivotpoint. De peeshoogte bepaalt voor een belangrijke mate het rendement van de boog. Als de fabrikant van de boog geen optimale peeshoogte opgeeft kan de onderstaande tabel worden gebruikt. De peeshoogten in de tabel zijn geen absolute waarden maar dienen als startpunt voor verdere optimalisatie. Het moment dat de pijl de pees verlaat wordt bepaald door de peeshoogte. De pees beweegt met een slinger beweging naar voren waardoor het erg belangrijk is dat de pijl op het juiste moment de pees verlaat. Een indicatie voor onjuiste peeshoogte is een scherp hoog geluid na lossen. Dit kan echter ook een andere oorzaak hebben, zoals een onjuiste latcentrering of een interactie van de pees met een kledingstuk of armbeschermer. Een goede peeshoogte geeft mooi harmonisch geluid en een aanmerkelijk betere groepering. Voor een optimale pijlpassage is het erg belangrijk, dat de pijl op het juiste moment de pees verlaat. Experimenteren met de peeshoogte is dus essentieel.

booglengte (in inch) peeshoogte (in cm)
   
64 19,5 - 21,0
66 20,5 - 21,5
67 21,5 - 22,5
68 22,0 - 23,0
69 22,5 - 23,5
70 23,0 - 24,0


De boog als systeem is nu globaal ingesteld, het selecteren van een passende pijl is de volgende stap.